Zwemles

Nationaal Zwemdiploma A

Met het behalen van het Nationaal Zwemdiploma A laat je kind zien een basisconditie te hebben en de basisvaardigheden te beheersen om op een veilige manier te bewegen en recreëren in een zwembad zonder attracties. Je kind kan zich redden als het onverwacht in het water valt. Zwemdiploma A is de opstap naar Zwemdiploma B en het complete Zwem-ABC.

Waarom door naar Zwemdiploma B?

Bij het Zwemdiploma B leert je kind de vaardigheden voor een zwembad met attracties, zoals een (wildwater) glijbaan, een golfslagbassin en een stroomversnelling leren. Een B diploma is dus erg belangrijk omdat hierbij niet alleen kwalitatief meer wordt verwacht van de zwemslagen maar ook meer van het uithoudingsvermogen, uitdrijfmoment, de rust in de slag en het oriënteren onder water. Zwemdiploma B is de tussenstap naar het Zwemdiploma C waarbij je kind aan de Nationale Norm Zwemveiligheid voldoet en mag zwemmen in open water en golfslagbaden zoals recreatieplassen en brede sloten.

Kledingeisen Diplomazwemmen Nationaal Zwemdiploma A

Shirt, hemd of blouse met lange mouwen

Badkleding

Lange broek, jurk of rok tot de enkels

Schoenen: plastic-, leren- en sportschoenen zijn toegestaan; schoenen zonder echte zool (zoals bijv. surfschoenen) of slippers zijn niet toegestaan.

Vaker oefenen?

Er worden in de schoolvakanties en op zaterdag verschillende activiteiten ingepland. Op deze momenten kan er extra aandacht gegeven worden aan de onderdelen die jouw kind nog moeilijk vindt. De activiteiten zijn optioneel, hiervoor kun je apart inschrijven en betalen. Daarnaast mag je met je zwemlespas natuurlijk altijd oefenen tijdens het recreatief- en familiezwemmen.

Vaardigheden Nationaal Zwemdiploma A

Bij het behalen van het Nationaal Zwemdiploma A laat je kind zien dat hij of zij:

Basis vaardigheden

Zich met kleren aan, na een onverwachte val in het water, boven water kan oriënteren met watertrappen, een basisafstand kan zwemmen met één of meer van de vier zwemslagen (schoolslag, enkelvoudige rugslag, borstcrawl, rugcrawl) en zelfstandig uit het water kan klimmen.

Te water gaan

Op verschillende manieren het water in kan gaan, zich onder water kan oriënteren en ergens doorheen kan zwemmen.

Basisconditie

Een basisconditie heeft om met één of meer van de vier zwemslagen (schoolslag, enkelvoudige rugslag, borstcrawl, rugcrawl) een basisafstand te overbruggen.

Zwemslagen

De vier zwemslagen (schoolslag, enkelvoudige rugslag, borstcrawl, rugcrawl) technisch voldoende tot goed kan uitvoeren over een basisafstand.

Watergewenning

Kan drijven op de buik en op de rug. Je kind voelt zich vertrouwd in het water.

Water oriëntatie

Kan watertrappen met armen en benen, kan draaien en zich kan oriënteren.

Vragen?